004921124790940

Kuitspieren

kuitspieren
onderbeenspieren

Afbeeldingen: Hier ziet u de oppervlakkige kuitspieren. Op de 3e afbeelding is de tweekoppige kuitspier (4) verwijderd. De legende kunt u onder aan deze pagina vinden.

Algemene informatie over kuitspieren.

De kuit (regio suralis) is het spiergebied aan de achterbovenzijde van het onderbeen. Maar niet alle spieren in de kuit horen bij de kuitmusculatuur. De kuit wordt eigenlijk door de driekoppige kuitspier (m. triceps surae) gevormd. In de anatomie wordt over onderbeenmusculatuur gesproken en deze wordt als volgt ingedeeld:

  • Diepe laag
  • Oppervlakkige laag
    • Voorste compartiment
    • Achterste compartiment
    • Zijcompartiment

Er zijn maar 2 spieren die de naam kuitspier hebben:

  • tweekoppige kuitspier
  • lange kuitspier

4+5. Is de musculus triceps surae een driekoppige kuitspier?

Vaak wordt de tweekoppige kuitspier samen met de m. soleus als m. triceps surae gezien. Dit is een van de sterkste spieren van de mens. Men zou echter de m. plantaris als vierde weggekwijnde kop van de kuitmusculatuur kunnen zien.

4. De musculus gastrocnemius wordt ook de tweekoppige kuitspier of tweelingkuitspier genoemd.

De tweekoppige kuitspier behoort tot de achterste groep van de oppervlakkige spierlaag. Deze onderbeenspier bepaalt in belangrijke mate het uiterlijk van de buitenzijde van de kuit. De beide spierbuiken zijn bij tenenstand duidelijk herkenbaar.

  • Functie: buigt de voet met veel kracht en kan de voet naar buiten draaien
  • Oorsprong: aan de buitenkant gelegen kop: achterkant van de buitencondyl onder aan het dijbeenbot – aan de binnenkant gelegen kop: achterkant van de binnencondyl onder aan het dijbeenbot
  • Aanhechting: samen met de pees van de soleusspier als achillespees aan het hielbeen (calcaneus)
  • Innervatie: takken van de n. fibularis profundus

 

 

silicon kuitimplantaat
In de plastische chirurgie heeft deze spier twee betekenissen. Ten eerste kan hij gebruikt worden voor het opvullen van defecten rond de knie.
Ten tweede kan hij bij een kuitverkleining in verband met te forse kuiten (hypertrofie van de kuitmusculatuur) zonder functiebeperkingen geheel of gedeeltelijk verwijderd worden.

Bij hele dunne kuiten (hypotrofie van de kuitspieren) bestaat de mogelijkheid van een kuitvergroting door middel van kuitimplantaten.

Deze komen gewoonlijk tussen de m. gastrocnemius en de fascie van het onderbeen te liggen. Meer algemene informatie kunt u onder het hoofdstuk kuitcorrectie vinden.

Hebt u vragen over onze behandelingen, neem dan contact met ons op. Een afspraak maken:

5, M. soleus

De m. soleus is een zeer geschikte spierlap voor de opvulling van defecten van het middelste 1/3 deel van het onderbeen.

  • Functie: buigt de voet met veel kracht en kan de voet naar buiten draaien
  • Oorsprong: kop en het bovenste 1/3 deel van de achterzijde van het kuitbeen (5b), achtervlak van het scheenbeen (5a)
  • Aanhechting: samen met de gastrocnemius via de achillespees aan het hielbeen
  • Innervatie: takken van de n. tibialis

6. De Nederlandse naam voor de musculus plantaris is lange kuitspier.

Deze kuitspier is wel lang als zijn pees meegerekend wordt, maar heel dun en daarom praktisch zonder functie.

In de plastische chirurgie wordt deze pees daarom graag als transplantaat gebruikt.
  • Oorsprong: dijbeenbot in de knieholte
  • Aanhechting: achillespees
  • Innervatie: takken van de n. tibialis
m. Soleus Kuiten
Oppervlakkige onderbeenspieren

Legende

Oppervlakkige onderbeenspieren en diepe spieren van het onderbeen.
  • 1, Musculus tibialis anterior (voorste scheenbeenspier)
  • 2, Musculus extensor digitorum longus (lange strekker van de tenen)
  • 3, Musculus extensor hallucis longus (lange strekker van de grote teen)
  • 4, Musculus gastrocnemius – tweekoppige kuitspier (ook wel tweelingkuitspier)
  • 5, Musculus soleus – scholspier
  • 6, Musculus plantaris – lange kuitspier
  • 7, Musculus popliteus – knieholtespier
  • 8, Musculus flexor hallucis longus (lange buiger van de grote teen)
  • 9, Musculus flexor digitorum longus (lange buiger van de tenen)
  • 10, Musculus tibialis posterior (achterste scheenbeenspier)
  • 11, Musculus fibularis longus (peroneus) (lange kuitbeenspier)
  • 12, Musculus fibularis brevis (peroneus) (korte kuitbeenspier)
  • 13, Hielbeen (calcaneus)
  • 14, Achillespees
  • 15, Kopje van het kuitbeen
  • 16, Buitencondyl van het dijbeenbot
  • 17, Binnencondyl